4 oktober 2016 door in Informatie over honden
Alles wat je moet weten over het gebit van je hond!
Alles wat je moet weten over het gebit van je hond!
Gebit van je hond
Het gebit bij de hond is net als bij ons eerst een melkgebit wat na het tanden wisselen bij een puppy overgaat in een blijvend gebit. Zowel de melktanden als de tanden voor het blijvende gebit worden beide al ontwikkeld in de baarmoeder. De tandkiemen worden hier al aangelegd. Rond de derde week na de geboorte komen de eerste melktanden door bij de pup en tussen de 3 en de 7 maanden zullen de meeste melktanden gewisseld moeten zijn voor het blijvende gebit. Wanneer de kaak van de hond gegroeid is zal het blijvende gebit zich verder gaan ontwikkelen. Doordat het blijvende gebit gaat groeien, zal het melkgebit gaan uitvallen. De wortels van de melktanden worden hierdoor namelijk opgelost waardoor de melktanden zullen uitvallen.
Het gebit bij honden
Een hond heeft zijn tanden nodig om te kunnen eten, maar ook om zichzelf te verdedigen. Het gebit van de hond wordt een carnivoren gebit genoemd doordat ze er hun prooi mee kunnen vangen en vervolgens het voedsel kunnen verscheuren. Het is daarom niet zomaar dat het gebit van de hond uit verschillende soorten tanden bestaat die allen in een logische volgorde hun eigen plek hebben. Het gebit van de hond hoort uit 42 tanden te bestaan. Het melkgebit daarentegen bevat slechts 28 tanden, waarvan 14 in de bovenkaak en 14 in de onderkaak. Bij het blijvende gebit zijn dit er in de bovenkaak aan beide zijden 3 meer en in de onderkaak aan beide zijden 4 meer. Het definitieve gebit van de hond telt in de bovenkaak van voor naar achter aan beide zijden 3 snijtanden, 1 hoektand, 4 premolaren en 2 molaren. De onderkaak bestaat uit 3 snijtanden, 1 hoektand, 4 premolaren en 3 molaren aan beide zijden. In tandformules worden de snijtanden weergegeven met een I van Incisvi, de hoektanden met een C van Caninus, de premolaren met een P en de molaren met een M. Premolaren worden ook wel knipkiezen genoemd en molaren ook wel knobbelkiezen. De achterste premolaren in de bovenkaak zijn net iets groter dan de rest en worden net als de eerste molaren in de onderkaak ook wel de scheurkiezen genoemd. De boven- en onderkaak van de hond horen scharend op elkaar aan te sluiten. Dit wordt een schaargebit genoemd. De snijtanden in de onderkaak raken dan net de achterkant van de snijtanden in de bovenkant en de hoektanden in de onderkaak schuiven netjes voor de hoektanden van de bovenkaak langs. De kiezen van wisselen elkaar boven en onder dan netjes op de rij af. Bij sommige rassen komt het voor dat de bovenkaak net iets langer is dan de onderkaak, dit wordt een overbeet genoemd. Wanneer de bovenkaak net iets te kort is wordt dit een onderbeet genoemd. Bij rashonden waarvan de schedel afwijkt in vorm kan het zijn dat de ontwikkeling van het gebit in de problemen komt. Sommige honden tellen ook een tand meer of juist minder in het gebit. Het is belangrijk om het gebit van je hond regelmatig te controleren en verzorgen. Een hond maakt snel tandsteen aan waar hij veel last van kan krijgen. Gebitsreiniging is dan vaak nodig. Door regelmatig de tanden van je hond te poetsen kun je dit voorkomen.
[contentblock id=19 img=html.png]
Plaats een reactie